Travelreports

Dominical

De eerste bus vanuit Boruca bracht ons de volgende dag kort na zonsopkomst naar Buenos Aires. Daar stapten we over op de bus naar San Isidro de el General. Want dit levendige stadje aan de Interamericana was ons overstappunt voor de volgende bestemming deze vakantie. We wilden namelijk naar HET surfersparadijs van Costa Rica: Dominical. Helaas hadden we net de aansluitende bus gemist naar Dominical en zat er niets anders op dan te wachten. Dit gaf ons wel even de gelegenheid om bij het plaatselijke internetcafé het thuisfront te informeren over onze vorderingen en de bankzaken online te regelen.

Maar een paar uur later konden we dan toch echt op de volgende rammelbus stappen naar Dominical. Een bus zonder motorvermogen en beenruimte, die zich met veel moeite tegen de bergen op werkte. Uiteindelijk bracht de bus ons toch in Dominical. Het dorpje waarover de Lonely Planet schrijft:


One of the most popular destinations on the Pacific Coast for surfers, backpackers en do-nothings.


Marcella en ik zijn geen surfers, maar we liepen wel met onze rugzak rond en hadden wel zin in een paar daagjes strand en 'niets doen'. Dus Dominical kwam als geroepen. Surfdudes and dudettes ... here we come !

Na ons weinig hygienische verblijf in Boruca waar we niet eens gebruik hebben durfen te maken van de douche nadat we de douchekop grondig hadden geïnspecteerd, waren wij toe aan een luxueus verblijf met warme douche en een airco op de kamer. Gelukkig wist Marcella nog een leuk adresje van haar vorige vakantie in Costa Rica. Dit adresje betrof Domilocos en wordt gerund door een Nederlander die getrouwd is met een Costaricaanse. En ik kan melden dat ik zeer content was met dit hotel. Prachtige kamers en een heerlijk inpandig Italiaans restaurant. Een absolute aanrader.

Over Dominical valt weinig tot niets boeiends te vertellen. Anders dan dat het een dorpje is dat gelukkig nog niet door de commercie is gevonden. Dit komt zeer waarschijnlijk door zijn moeilijke bereikbaarheid over onverharde wegen met gaten. Dit komt de sfeer ten goede. Er hangt nu echt zo'n laidback sfeer voor surfers en hippies.

Het strand is het uithangbord van Dominical. Bij goed tij zijn de golven hoog en ontstaat er over het strand zo'n lichte mist van fijne waterdruppels. Maar voor niet-surfers als wij biedt het strand ook alle mogelijkheden tot heerlijk relaxen, zonnen en het maken van wat fotootjes voor thuis op moeders dressoir.

Quepos en Parque Nacional Manuel Antonio

Na een paar dagen lekker van luxe en de zon te hebben genoten in Dominical was het tijd om de bus weer te pakken. Dit keer reden we over een onverharde weg in noordelijke richting naar Quepos. Dit is de uitvalsbasis voor het park dat vrijwel iedere toerist aandoet in Costa Rica: Parque Nacional Manuel Antonio.

In Quepos hebben we maar weer de Lonely Planet erbij gepakt om een leuk hotelletje te vinden. Onze keuze viel dit keer op hotel Mar y Luna: 'Super cheap rooms with hot shower'. Wat wil de 'veeleisende' Hollander nog meer. Nou misschien rust tijdens de nacht. Want het bleek dat het hotel aan een weg lag die met name 's nachts door hard scheurende en toeterende tico's en tica's gebruikt wordt. Maar met oordopjes in en een vriendelijke lach van het personeel is het al met al een prima hotel. Mag je meer verwachten voor $25 per nacht?

Quepos is een heerlijk stadje om lekker te flaneren over de boulevard en de groente- en fruitmarkt waar een banaan nog 2 eurocent kost. Of om het dagelijkse Costaricaanse leven gade te slaan zoals hangende en domino spelende tico's of die man op die fiets die bij 26 graden met een kerstboom op weg is naar huis. Ja dat laatste was erg komisch. Het liep tijdens onze reis tegen kerst. Welnu, wij kunnen er in Nederland wat van met kerstversieringen. Maar in Costa Rica nog veel beter. Het ene huis is nog kitscheriger aangekleed met sneeuwmannen en kerstbomen dan de ander.

Parque Nacional Manuel Antonio

De volgende dag was het al heel vroeg dag voor ons. Op aanraden van Marcella die al eerder in Manuel Antonio is geweest, wilden we als eerste bij de kassa staan van het park. Dit omdat bij het krieken van de dag de kans op het spotten van wildlife groter is (zegt men). Het park gaat open om 07:00 uur en al naar gelang het getijde kan je de kassa alleen bereiken door natte voeten te halen. Uiteraard zijn er een aantal tico's die handig inspelen op dit getijdeprobleem en reeds klaar liggen om toeristen met een bootje tegen geringe vergoeding over te varen.

Stipt op tijd stonden we voor de poorten van het park toen het begon te regenen. Gelukkig hadden we de poncho's bij ons want het ging harder en harder regenen. Zodanig zelfs dat het gewoon echt geen pretje was om in het park te lopen en het zelfs gevaarlijk glad werd op de paden. Achteraf hebben we dus weinig gezien van aktieve dieren bij het ochtendgloren.

Toen de regen ophield, verdween ook de rust. De toeristen werden masaal aangevoerd met bussen. De aangevoerde toeristen hebben voordelen maar ook hun nadelen. De nadelen zijn dat je niet meer lekker rustig kunt rondstruinen zonder te struikelen over deze hardpratende dierentuintoeristen. Maar het voordeel is dat deze toeristen stuk voor stuk worden rondgeleid door wildlifespotters van het park. Zij weten precies waar ze bepaalde diersoorten moeten vinden en onderling communiceren ze ook middels portofoons wanneer één van hen een interessant dier heeft gespot. Kortom ... loop een meter of 50 achter een groep aan en stop waar zij ook stoppen. Succes gegarandeerd. Want in je eentje een luiaard vinden hoog in de boom is voor ongeoefende spotters als wij best lastig.

Op een gegeven moment heb je het wel een beetje gehad in het park en wordt het tijd om jezelf te ruste te leggen op het strand van Manuel Antonio. Want dat moet ik bekennen. In het park kun je een paar uurtjes wildlife spotting perfect combineren met een paar uurtjes zonnebaden op een van de tropische stranden die het park rijk is. Inmiddels was de zon ook weer uitbundig gaan schijnen. Het was dan ook heerlijk om even een volgend laagje bruinsel aan te brengen op je huid.

Het park werd gesticht in 1972 en met zijn 1625 hectare behoort het to de kleinste nationale parken van Costa Rica. Prachtig gecultiveerd met mooie wandelpaden waar het ook bijna onmogelijk is om geen aapje te zien. Maar de natuur heeft zich hier aangepast aan de mens. En dat is verontrustend.

Wat namelijk een heel groot nadeel van een park als Manuel Antonio is, is het feit dat de dieren niet echt wild meer zijn. Ze zijn inmiddels zo gewend aan toeristen dat je gewoon getuige bent van hoe een moeder wasbeer aan haar kleintjes leert dat de tassen van de toeristen op het strand een bron van voedsel zijn.

Dat de dieren gewend zijn aan de toeristen ondervond ook Marcella. Zij stond niets vermoedend te fotograferen toen er ineens met een harde ruk aan haar rugzak werd getrokken. Er bleek een capucijneraapje aan te hangen die zijn zinnen had gezet op het plastic tasje met daarin een tweetal cakejes. Deze waren bedoeld als lunch voor ons, maar het aapje was er eerder bij. Berg uw eten dus goed op in dit park.


Parque Nacional Rincón de la Vieja

Na Manuel Antonio besloten we om door te rijden naar het volgende nationale park dat Costa Rica rijk is. De keuze is gevallen op Parque Nacional Rincón de la Vieja omdat Marcella dit geweldig vond toen ze daar vorige reis was geweest. Tijd om weer op de bus te stappen in de richting van Nicaragua. We waren alleen één ding vergeten: het was zondag. Dan gaan alle tico's en tica's naar de kust. Kortom overvolle bussen.

Maar dat mocht de pret niet drukken. Via de steden Jacó en Puntarenas zijn we naar Liberia gereden. Dit is een grote stad in het noorden van Costa Rica dat door de aanwezigheid van de tweede internationale luchthaven in het land een belangrijke positie inneemt. Over de stad zelf heb ik eigenlijk weinig te melden. Want we hebben alleen het drukke en levendige busstation gezien. We moesten hier namelijk een uurtje wachten op de taxi van de lodge die ons zou komen halen. Maar mensen kijken is toch al een hobby van me en dan kom je op een busstation als die van Liberia volledig aan je trekken.

Na een uurtje kwam er dan toch werkelijk een witte auto aanrijden. Het leek wel of die auto zo van een bouwplaats was gereden. Was dat onze taxi? Jazeker ... de auto was naar later bleek zo wit omdat de weg naar de lodge toe uit een soort wit zand of klei bestond. Na ingestapt te zijn begon een klein uur durende tocht over wegen vol gaten naar de middle of nowhere. Toen we bemerkten dat onze mobiele telefoons bereik begonnen te verliezen hebben we middels een SMS nog even het thuisfront op de hoogte gebracht van ons nieuwe verblijf ver van de bewoonde wereld.

Parque Nacional Rincón de la Vieja is een ruim 14 duizend hectare groot park dat in 1973 is gesticht rond de nog immer aktieve vulkaan Rincón de la Vieja (1895 mtr). Het gebied bevat nog meerdere pieken waaronder de hoogste vulkaan in het gebied: Volcán Santa Maria (1916 mtr). Het gebied rond de vulkanen is afgelegen en deze ligging komt de natuur en diens flora en fauna ten goede. Het is een echt vulkanisch gebied met heetwaterpoelen, modderpoelen en waar het op sommige plekken ruikt naar de bekende rotte eieren.

We hadden besloten onze intrek te nemen in de Rinconcito lodge omdat de omschrijving in de Lonely Planet en de prijs hiertoe uitnodigde. En we moeten zeggen. Het is een perfecte lodge met lekker eten en goede kamers met warme elektrische douche. Er is echter een 'maar'. De lodge zit niet aan de mooiste kant van het immens grote park. Dat bleek ons later. Misschien is de lodge daarom wel een van de goedkoopste. Neemt niet weg dat we een prachtige en op een enkel punt zelfs gevaarlijke hike hebben gemaakt.

De volgende dag hebben we ons laten afzetten bij de ingang van het park in het Santa Maria gedeelte. Daar hebben we een toegangskaartje gekocht voor het park bij het rangerstation en kregen we een kaartje mee zodat we onze weg konden vinden. We hadden onze eerste stappen nog niet gezet in het park of we werden al verwelkomd door een foeragerend neusbeertje met op de achtergrond het diepe geluid van brulapen.

De wandeling door het park is goed begaanbaar. De soms ietwat modderige paden zijn goed te bewandelen en een aantal keren moet je een riviertje zien te passeren. Soms lukt dat door slim over de keien te lopen maar een enkele keer moesten toch echt de schoenen even uit. Maar dat was weer lekker koel aan de voetjes zullen we maar zeggen.

Op het verste punt van de trail rook het heerlijk naar de rotte eieren. Die lucht ruik je gelukkig niet meer wanneer je wat langer vertoeft op die plek. Ik zag op een gegeven moment tijdens het nuttigen van onze meegebrachte lunch een prachtige warmwaterpoel en kon het niet laten even lekker te genieten van dit natuurlijke warme water. Wat een paradijsje was het hier.

Het paradijsje werd compleet toen ik liggend in de poel ineens een 50 meter verderop een aantal wilde paarden zag verschijnen. Ik vroeg me af of de hitte van de poel niet naar mijn hoofd was gestegen. Maar het waren toch echt paarden. De paarden kwamen water drinken bij het riviertje naast de poel. Wat een uniek moment was dat zeg.

Maar korte tijd later werd de serene rust in het gebied wreed verstoord door een angstaanjagende schreeuw van Marcella. Want wat bleek. Marcella stond rustig wat te fotograferen toen ze praktisch op een grote slang stapte. Gelukkig schrok de slang net zo van haar en jumpte deze in het riviertje waar hij nog een dreigende aanvalshouding aannam (zie foto).

Toen wij de ranger van het park later die middag confronteerden met dit verhaal en de foto van de slang, bleek ons dat het de uiterst giftige Manu Piedra (stenen hand) betrof waar Marcella het mee aan de stok had gekregen. Achteraf bedachten we ineens dat we enorm geluk hebben gehad. We waren immers op ruim een uur lopen van het rangerstation en de vraag is of ik op tijd zou zijn geweest voor noodzakelijke hulp bij een beet van de slang. Ik betwijfel het. We werden toch maar even haarfijn met de neus op de feiten gedrukt dat we ons toch echt midden in de natuur bevonden met alle bijkomende gevaren. En dat zonder enige kennis van zaken qua eerste hulp in dit soort gevallen.

De avond na onze hike in het Parque Nacional Rincón de la Vieja zijn Marcella en ik gaan overleggen. De lodge was fantastisch mooi, maar het lag zeker niet in het mooiste gedeelte van het nationale park. We vonden het dan ook zonder om nog een dag te verblijven in de lodge. Toen begon een avondje wikken en wegen. Eigenlijk wilde ik net als alle toeristen nog de immer vuurspuwende Volcán Arenal zien. Maar omdat wij reisden met het openbaar vervoer zou dit een enorme onderneming worden vanuit Rincón de la Vieja. De tijd die ons nog restte dwong ons te kiezen tussen een langere periode aan de Caribische kust OF een kortere periode aan de Caribische kust en Volcán Arenal. Omdat Marcella de vulkaan al had gezien en er meer viel te ontdekken aan de Caribische kust, hebben we besloten in 1 dag van Liberia naar Cahuita te reizen met openbaar vervoer en de Volcán Arenal links te laten liggen. Het werd een enorme lange dag in de bus wat afzien was. Maar het lukte ons. Het is ons zelfs gelukt om in zeer korte tijd nog in het onbekende San José kaarten te posten bij het postkantoor.


Cahuita

's Avonds laat kwamen we in regenachtig Cahuita aan. Het was erg donker en we hadden het eerlijk gezegd een beetje gehad na een dag in de bus. Ons lontje was wat korter toen we ons geplande onderkomen niet konden vinden. Maar gelukkig is daar de immer happy rastaman die voor ons een taxi regelde die ons naar Cabinas Riverside bracht. Een mooie plek om te verblijven voor weinig geld aldus onze reisbijbel: de Lonely Planet. Wat wil een Hollander nog meer. Wel nog een happie eten en dan snel een bed. Dat wilden we. Zo geschiedde.

De volgende dag zijn we Cahuita ingegaan. Een dorpje dat in de meeste groepsreizen wel wordt aangedaan en dat bekend staat om zijn Caribische 'laid-back'-sfeer. Het dorp heeft gewoonweg niks te bieden anders dan een attitude van 'relax man ... chill' en lekkere restaurantjes. Is op zich niks verkeerds mee en ik heb er absoluut geen moeite mee om een dagje in een hangmat door te brengen. Heerlijk toch?

Naar verluidt zou in Cahuita in 1828 de eerste Afro-Caribische kolonist zijn gaan wonen. Hij was visserman gespecialiseerd in schildpadden en luisterde naar de naam William Smith. Zijn afstammelingen houden de Caribische cultuur tot op de dag van vandaag levend en met de reggaemuziek uit de boxen waan je je daadwerkelijk in de Caribean.

Overdag hangt iedereen wat op de veranda of in de hangmat en zijn de straten stil. Slechts een rasta man slingert op de fiets over de weg. He daar was onze gids van gisteren weer. Wat zou hij dit keer gerookt hebben ;-).

Nee overdag spendeer je in je hangmat of ga je lekker bakken aan het strand van Cahuita. Ze hebben in Cahuita ondermeer de Playa Negra. Een prachtig zwart strand waar je perfect kan zonnebaden of lekker kan gaan zwemmen in de Caribische zee. Of zoals ik heb gedaan je te ruste leggen op een omgevallen palmboom. Ja het leven is zwaar.

Na zo'n inspannend verblijf op de Playa Negra was het natuurlijk weer tijd voor een siesta bij de cabine. Marcella besloot even tijd voor zichzelf te nemen op bed en ik pakte mijn rust met een boek in de hangmat voor de cabine. De rust werd echter ineens verstoord door geritsel en gerommel boven me in de bomen. Zag ik het nou goed? Ja ik zie het gewoon goed. Een troep brulapen passeerden ons via de bomen voor onze cabine. Het is niet te geloven. Het blijkt maar weer dat de natuur in Costa Rica immer in de buurt is. We hadden het gebrul van deze apensoort al zo vaak gehoord en al zo vaak tevergeefs geprobeerd een glimp van ze op te vangen. En nu kwamen ze ineens onverwacht zo dichtbij. Ik wist niet hoe snel ik Marcella moest weghalen uit haar siesta en de camera moest pakken.

Het bracht mij in ieder geval weer de motivatie om morgen heel vroeg op te staan bij het krieken van de dag. We gingen een tweede poging doen om de natuur te spotten bij de eerste zonnestralen. Ik zei dat er weinig te doen viel in Cahuita, maar gezegd moet worden dat je in het dorp wel de entree hebt van Parque Nacional Cahuita. Het lijkt wel of Costa Rica een groot nationaal park is. Die tico's en tica's beschermen absoluut hun grootste trekpleister goed: de natuur.

Daar stond ik dus weer. Het is notabene vakantie, maar om 6 uur ging het wekkertje. Uit de veren en op naar het Nationaal park. Wederom waren wij de eersten die kennelijk zo gek waren om vroeg op te staan en weer begon het te regenen. Nee we hadden geen geluk met onze ochtendsessies in de natuur. Meer dan een verregend en depressief vogeltje hebben we niet kunnen fotograferen. Ik had het dan ook snel gehad en gelukkig had ik weinig overtuigingskracht nodig om Marcella mee te krijgen. Dit ging 'm weer niet worden. Het was tijd om de rugzakken in te pakken en naar de volgende plek te rijden. Dit keer een korte rit naar een dorp verderop aan de Caribische kust: Puerto Viejo de Talamanca.